Elke herfst verrast het me weer. Het moment dat de bladeren gaan verkleuren en het weer omslaat naar nat en koel. Dat moment is namelijk het teken dat er ook iets gaat veranderen in mijn huis. Alsof de natuur me jaarlijks weer een waarschuwing vooraf wil geven. Let op Suzan, het zit er weer aan te komen, dus schrik er niet van. En toch… elk jaar wanneer de eerste grote, harige, zwarte, vieze spin weer opduikt ergens in mijn huis, is het net alsof ik van niks wist. It always takes me by surprise.

Die hele volksverhuizing van spinnen die mijn warme en droge huis verkiest boven de tuin, geeft me het gevoel dat ik elk moment van de dag een adrenaline rush kan krijgen. Want ook al weet ik na die eerste dat er waarschijnlijk nog wel meer gaan komen, toch schrik ik er elke keer weer van. Maar waarom dan? Zijn het die kriebelige pootjes? Het feit dat er zoveel pootjes zijn? Of dat het zo’n grote zwarte vlek is, scherpt afstekend tegen mijn witte muur? Dat ze zich door de kleinste gaatjes kunnen wurmen, waar ze technisch gesproken eigenlijk niet doorheen zouden moeten kunnen passen? Dat sommige exemplaren heel snel rennen? Of heb ik een trauma overgehouden aan de film Arachnophobia die ik in mijn jeugd een keer heb gezien? Ik weet het niet. Maar zelfs bij het schrijven van dit stukje tekst zit ik al weer met kippenvel op mijn armen.

Je zou toch denken dat exposure therapie hierbij zou hebben kunnen helpen. Aangezien ik opgegroeid ben op een boerderij en daarnaast ook het woonhuis de nodige exemplaren bevatte, zou je denken dat ik er voor mijn hele leven toch wel genoeg zou hebben gezien om er niet meer zo van te schrikken. Nou niet dus. Bij elke spin die geniepig opduikt en mij stilletjes in zijn klauwtjes uitlacht, wordt mijn angst alleen maar groter. Wat was ik blij dat ik op een gegeven moment verkering kreeg en ging samenwonen met een echte spider-slayer. Mijn ridder, mijn held. Hoe laat het ook is, al is het midden in de nacht, hij komt er uit en gaat het gevecht aan met dat monster. Soms met een beetje tegenzin, diep zuchtend en slaap uit zijn ogen wrijvend, maar hij doet het wel.

Gelukkig heeft onze zoon de aard naar zijn vader en is ook hij mijn knight in shining armor. Als papa er niet is, gaat hij de strijd aan en verlost me van die Shelob-in-wording. Niet altijd overigens hoor. Toen hij een jaar of vier was, kwam hij de keuken in na het spelen in de tuin en riep hij: ‘Kijk eens mam! Zo mooi!’ En ik keek in zijn handjes, die hij op tien cm van mijn gezicht openvouwde, naar welke schat hij nu weer in de tuin gevonden had. Een mooie steen, dacht ik, of een bloemetje voor mama! Hartstikke schattig! Maar nee hoor, het was een megaspin. Levend en wel. ‘Kijk mam, hij heeft acht poten! Oh ik heb te hard geduwd, nu heeft hij er nog maar zeven…’ Het mogen duidelijk zijn dat mijn reactie dusdanig heftig was, met hartkloppingen, gegil, zweet op mijn voorhoofd en kippenvel op mijn armen, dat dat ook meteen de laatste keer was dat hij dat deed. Wel refereert hij er nog regelmatig aan. Want ja, ‘dat was wel grappig he mam?’ Nou, mama vond het minder hoor.

Hoe ik de herfst dan door kom? Euh, moeilijk. Na die eerste vuurspuwende, mensetende, op-mij-af-springende spin die ik in de herfst tegen het lijf loop, ben ik op mijn hoede. Waar in mijn huis ik ook kom, ik kijk eerst rond. Ik loop nooit zomaar een kamer binnen, nee eerst even een grondige controle op ongewenste huisgenoten. De tijden dat ik alleen thuis ben, zijn het ergst. Als ik geen achterwacht heb, moet ik namelijk zelf aan de bak. Dat beest moet weg. Ik kan niet stoppen met naar hem te kijken, want wat als ik me omdraai en ik zie hem niet meer? Dan zit hij zich ergens in mijn huis schuil te houden terwijl hij een strategie bedenkt om mij aan te vallen. Dus hij moet dood. Ik snap het, ik ben een dierenvriend pur sang, maar spinnen in mijn huis gaan er aan. Sorry. Al vangen ze honderdduizend muggen en andere insecten, het maakt me niet uit. Ze gaan er aan. Manlief denkt nog wel eens grappig te zijn door zo’n geplet beest door de wc te spoelen, maar inmiddels weet hij dat de monsterlijke restanten in de kliko moeten. Anders durf ik namelijk niet meer op de wc te gaan zitten, uit angst voor een walking-dead-zombie-spin die richting mijn billen kruipt.

Nou ik geef het eerlijk toe. Ik behoor niet langer tot de AA, de anonieme arachnofobisten: mijn naam is Suzan en ik ben al 43 jaar lang bang voor spinnen.